Er loopt een schrijver in mijn park. Ik zeg niet of het een man of een vrouw is en wat voor hond hij/zij heeft want hij/zij wil anoniem blijven. Ik heb hem/haar gezegd: ‘Ik schrijf ook over dit park. Je moet uitkijken want er is altijd wel iemand die het leest. Straks kun je hier niet meer komen.’

Ik dacht zelf vroeger dat het niet uitmaakte wat ik schreef, maar ben daar van teruggekomen. Een vrouw met een grimmig kooikertje groette me van de ene op de andere dag niet meer. Tot wel vijftien keer per week negeerde ze me glashard. Daar werd ik huilerig van. Gelukkig is ze in 2017 naar de andere kant van het land verhuisd. 

Verder waarschuwde een parkbezoeker dat de zoon van de schommelende vrouw die ik zo levendig beschreven had, niet zo’n lieverdje was.

Ik heb de blog direct gewist, het vrije woord voor alles.

schrijvers in het park
1 schrijver per park is het maximum

King Louie

De schrijver (m/v) dacht dat het wel mee zou vallen want hij/zij fantaseerde er veel bij. Maar uit de verhaaltjes die hij/zij mij liet lezen maakte ik heel snel op om wie het ging. (Wie anders schept zo op over zijn hooggevoelige Saoedische designhond die pingpongballen op zijn neus kan laten balanceren?)

Hij/zij schrijft ook over mij. Vroeg nog of ik dat wilde lezen. Ik stond niet te springen. Hij/zij vertelde dat ik in zijn/haar verhalen King Louiejurkjes droeg en een onherleidbaar bastaard hondje uit het buitenland had. Ik steigerde. Ik draag jurken van Natalia Vleeschouwer en Zenggi, en Rufus is een Swiebertje uit Almen. Zijn vader is bekend. 

Verder heb ik helemaal niks tegen bastaardhondjes. Integendeel.

Ik vind het confronterend, zo’n schrijver (m/v) in mijn park. Aan de ene kant wil ik hem/haar van alles over mijn park vertellen. Ik weet namelijk veel meer dan hij/zij. Ik kom er vaker en al veel langer. Maar hij/zij loopt razendsnel in. Hij/zij zuigt de verhalen in zich op. Als een sprinkhaan hopt hij van de een naar de ander. Straks ben ik mijn park kwijt.

Rijdende maltheser

W. en ik vertellen elkaar wie we tegenkomen. ‘Die dunne vrouw in die grauwe dekbedjas, je weet wel, die vaak oploopt met die rode kabouter met bril die altijd op zijn telefoon zit te kijken. Zij heeft een te dikke blonde labrador en hij een nerveuze maltheser die tegen iedereen oprijdt.’
Het is zoeken naar herkenbare omschrijvingen. Ik kleur zijn parkfiguranten verder in en hij de mijne, een gezamenlijk project.

Praten. Tuurlijk. Ok. 

Maar schrijven.

Ineens realiseer ik me dat de mensen om me heen in permanente angst moeten leven. Ik gebruik ze, hak ze in mootjes. Ik maak sjablonen van hen terwijl ikzelf, de alwetende schrijver, buiten schot blijf. Kijk mij eens zalig gelaagd zijn, een lekker rond karakter hebben met leuke en minder leuke kanten, maar op zijn minst inleefbaar.

Wat een vak. Van dat soort mensen moet je niet te veel hebben. Eén schrijver per park is echt het maximum.

Vandaag vertel ik de schrijver (m/v) dat ik over hem/haar geschreven heb, morgen onthul ik wie hij/zij is. 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *