Mijn favoriete voorouder

Pas heb ik een gouden ketting gekregen van mijn moeder die zij weer van haar moeder heeft geërfd. Een uniek erfstuk, een cadeau van mijn opa aan mijn oma. Mijn moeder: ‘Hij was altijd heel trots op haar.’

Jaloers

Als ik naar Tussen Kunst en Kitch keek of een enkele keer naar The antique Roadshow was ik altijd stikjaloers. Ik verwachtte geen zeldzame schatten uit mijn familie, noch uit die van mijn vader, noch uit die van mijn moeder. Pracht en praal interesseerden mijn voorouders niet, dacht ik. Bescheiden en godvruchtig zijn, dat was ons ding. Maar ja, wat weet ik van mijn voorouders? Op internet grasduin ik weleens naar voorouders. Zoals de meeste mensen heb ik er belachelijk veel. Ik vind het altijd knap als mensen er een lijn in zien. ‘Ik kom uit een familie van ondernemers.’ ‘Wij, Jansens, hebben altijd naar rechtvaardigheid gestreefd voor iedereen.’ 

Snob

Ooit dacht ik dat ik een lijn te pakken had en dat de Brinken allemaal hele gestudeerde mensen waren, die schaakten en boeken lazen, maar tijdens het 25-jarig huwelijksfeest van mijn ouders deelden zijn zussen in een soort opvoering met anekdotes steken uit naar mijn vader, die een snob was geweest omdat hij wel mocht studeren en zij niet. N.B. de theologiestudie werd betaald door de kerk. 
Zo gestudeerd blijkt die tak dus niet. Noch rijk. Ja, theologie studeren, dat konden ze. Mijn vaders vader was ook dominee en een broer van mijn vaders vader ook.

Tapijtenhandelaar

Als je niet Van Oranje heet levert internet weinig meer op dan geboorte-en sterfdata, trouwdata en woonplaatsen. Niets waar je fantasie mee aan de haal kan. Ik vond in mijn voorgeslacht geen aansprekend verhaal over een Portugese liedjesschrijver uit de achttiende eeuw of een Turkse tapijthandelaar die verliefd werd op een Kamper sigarenverkoopster. (Wat dan weer zou verklaren waarom ik zo gek ben op de Portugese taal of op Oosterse tapijten.) Ik had het geinig gevonden om een portret te vinden van een vrouw uit de zeventiende eeuw in een wijd uitstaande fluwelen jurk tot op de grond die als twee druppels water op me leek en bijvoorbeeld prachtige wandkleden bleek te hebben gemaakt.

Compromisloos

Over mijn opa Henk Brink (dominee dus) is wel wat te vinden op de site over de familie Prins, de familie van de tweede moeder van mijn vader, Dirkje Prins: ‘Op het gebied van recht en waarheid waren compromissen hem vreemd.’ En: ‘De grootste slag voor hem was wel het, na een ernstig lijden, sterven van zijn eerste vrouw. Toen eenmaal duidelijk was, dat herstel was uitgesloten, zei hij eens: het is of de Here gezegd heeft: spreek mij niet meer van deze zaak.‘
Het was ook de tijd waarin men geloofde dat het gevaarlijk was om te laten merken dat je van je kinderen hield. Dan zouden ze maar een loopje met je nemen. ‘Wie zijn kind liefheeft, kastijdt het’, aldus de Bijbel.
Mijn vader was dertien toen zijn moeder overleed, Cornelia Sara Diederica Westerhuis. Ik ben naar haar vernoemd. Lief was ze, volgens mijn vader. Heel lief.

De baard van mijn overgrootvader

Johannes Westerhuis met zijn invloedrijke baard

Tja, lief. Daar ga je dus de geschiedenisboeken niet mee in. Maar haar vader vind ik wel, ook weer een dominee, Johannes Westerhuis (1851-1910). Een echte Fries, volgens Dr G Keizer, die een necrologie schreef, maar dan wel een Fries die in Kampen geboren was waar hij op het gymnasium uitblonk in wiskunde. Zijn ouders vonden het een goed idee als hij wiskunde ging studeren, maar dat wilde meneer niet. Het werd theologie. Uit de necrologie blijkt de baard van mijn overgrootvader een dingetje te zijn geweest in Terneuzen: ‘Hoe voller de baard werd van van den prediker, die nu in zijn mannelijke kracht en in zijn teedere liefde en Godzaligheid aan ’s Heeren volk van ‘het land van-over-de Schelde arbeidde’, hoe meer hij ‘wegviel’.
Zijn portret intrigeert me. Zie ik humor? Ironie?

Eindelijk een kunstenaar

Dan heb ik nog een neef van mijn vader gevonden, de zoon van zijn oom: een kunstenaar! Batavus Bernardus Westerhuis. Hij heeft de Immanuelkerk in Amsterdam ontworpen.

Maar wat is er in al die eeuwen toch met die vrouwen gebeurd? Konden ze mooi zingen? Hielden ze van dieren of muziek?

Schoenmakers

Oude leest van mijn opa voor een kinderschoen

Via mijn moeder heb ik uiteraard ook zo’n sloot aan voorouders. Van hen vind ik al helemaal niets op internet. Louter oral history is het. Mijn moeder vertelt graag.
Mijn moeders moeder (Bras, dochter van groentewinkeliers) moest op haar twaalfde al geld verdienen als hulp in de huishouding bij de dokter en daar in haar dooie eentje in de ijskoude keuken eten. Iets waar mijn opa (Koster), die ze in een christelijk koor leerde kennen, woest van werd. In een sinterklaasgedicht maakte hij de doktersfamilie duidelijk dat dat echt niet kon, zijn lieve Cor in de koude keuken laten eten. Toen heeft de dokter er een kacheltje neergezet. 
Mijn opa werd net zoals zijn vader en drie van zijn broers schoenmaker, maar had graag willen studeren. Daar was geen geld voor. Wel deed hij een cursus orthopedische schoenen maken in Amsterdam. Voor een man met een knobbel in zijn voet sneed hij bijvoorbeeld een gat in een schoen en zette er een groter stuk leer in zodat de schoen de man perfect paste. 

Gouden ketting

Trouwfoto van Jan Koster en Cornelia Bras in Wilnis, 1937

En wat nu? Ben ik een schoenmaker of een dominee? Misschien heb ik wel van mijn oma dat ik ‘van mooie dingen hou’.
De gouden ketting moet een rib uit het lijf van mijn opa zijn geweest. Maar wat een mooie manier om herinnerd te worden. (‘Waaat, zoveel? Dat had ik niet gedacht. Maar nee, verkopen doe ik hem niet.’)

Amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *