Dalurenvrouw in de val

Hoe ben ik hier beland als typische dalurenvrouw?

Hongerige rijen

In de haven van Harlingen zoeken we met rugkoffers en twee honden aan de lijn onze weg door een hal vol scholieren, zestigplussers en koffers.  
Ik ben hier niet op voorbereid. Ik wil, als het even kan, niet wat anderen willen. Als iedereen vakantie heeft, werk ik hard door. Ik ga zelden in het weekend naar een bos of terras. Voor mij geen unieke Vermeertentoonstelling in het Rijks, Koningsdag in hartje Utrecht of Pinkpop. Ik val niet op popsterren of BN-ers. Ik sluip door de achterafstraatjes van het leven. 
Maar met deze veerboot naar Terschelling op een dag buiten de reguliere vakanties om heb ik verkeerd gerekend. Een vrouw met wie ik het zonet nog over het weer had, vergeet alles en dringt zich langs mij naar voren. Ruim een uur voor vertrektijd staat iedereen opgesteld in hongerige rijen voor de incheckpunten om zodra die open gaan ellebogend de beste plekjes te veroveren. Want wie wil er niet het beste plekje? Ik wel. Ik wil een plekje aan het raam waar niemand op de honden trapt.

Ongekreukt

Het komt goed, natuurlijk, maar het had beter gekund als wij ietsje meer waren geweest zoals dat zestigplus stel aan het raam. Zij waren als eersten op de boot en terwijl de vrouw het plekje bij het raam bezet hield heeft de man alvast een maaltijd gehaald. Zij zitten al ongekreukt met mes en vork hun eten in precieze kleine stukjes te snijden in de schone kleren die vanmorgen op hun stoel klaar lagen, als andere passagiers eindelijk kunnen aansluiten in de rij voor de catering. Ze kijken niet op, ze kijken niet om. Ze spreken niet eens met elkaar. Zij zijn wel onder ons, maar niet met ons. 
‘Wel in de wereld, maar niet van de wereld’ om met Jezus te spreken. 

Niet cadeau gekregen

Er zijn meer van dat soort zestigplus-stellen. Ik hou er niet van om mensen voor ‘boomer’ uit te maken, maar voor de mensen op de veerboot die in constante staat van ergernis verkeren over levende wezens die geen zeldzame Terschellinger vogels of dolfijnen zijn, maak ik een uitzondering. Hun blik zegt: ‘Wij hebben het allemaal ook niet cadeau gekregen hoor’. 
Op de terugweg hebben we wel een plaatsje aan het raam. Net als we zitten werpt een dame van zestig haar anker uit, een blauwe allweather jas met handige zakjes, op de laatste tafel aan het raam. Op vragen van anderen, zegt ze: ‘Ik verwacht nog meer mensen.’ De boot vaart al als eindelijk één bijpassende boomerman arriveert. Nadat ze vijf á zes medepassagiers hebben geweerd, schuift het stel uiteindelijk mokkend een plaatsje op voor een man en vrouw van wederom rond de zestig. (Nu hou ik op met boomers links en rechts aanwijzen.) De sfeer aan hun tafel is om te snijden. Er wordt geen stom woord gewisseld. Aan onze eigen tafel is de sfeer niet beter. Het echtpaar (60+) dat aan het eind van onze tafel aan is geschoven, heeft zijn megatassen op de stoelen tussen ons in gezet. Als Rufus blaft, vertrekken de mondhoeken van de vrouw alsof ze in iets zuurs bijt, maar zonder op te kijken van haar tablet. We zijn lucht voor ze. Tijdens het aanmeren in Harlingen gaat de man zwijgend achter W. bij het raam staan alsof W. een stoel is.

Privé-jet

Als iedereen zich naar buiten heeft gevochten – want je wilt ook als eerste bij de bagagekarren, de bus en de fietsverhuur zijn –  schrijden wij (50+) naar buiten, lachend en zwaaiend naar de nieuwe lichting passagiers achter de dranghekken. 
En nu maar sparen voor een privé-jet voor volgend jaar. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *