‘Ik hoef niet van iedereen te weten wat hij aanheeft’, zei een lezer (m) over Grootser dan ik, en de kop boven een artikel in het Nederlands Dagblad over mijn boek luidde: ‘Over de televisie hangt een kleedje.’
Genoeg reden voor textiele verdieping in mijn tweede boek. De hoofdpersoon rommelt wat aan met baantjes tot ze de kracht van patronen ontdekt, het belang van aankleding van het leven, je huis en je lichaam, en ze van lieverlee een veelgevraagd stoffenontwerper wordt.
Ik zocht alleen naar een baan voor haar en nu is haar hele wezen rond textiel gedrapeerd. Veel mensen ontdekken later in hun leven de waarde van natuur, anderen van textiel.
Stoffennamen
Pas bezocht ik het textielmuseum. Ik hoopte op een dagboek van een stoffenontwerper, waarin hij of zij van dag tot dag inspiratiebronnen, technieken, gedoe met machines en het zoeken naar opdrachtgevers had opgeschreven, maar dat zou te makkelijk zijn. Wel las ik fascinerende boeken over de geschiedenis van stoffenontwerpfabriek De Ploeg en over textielkunstenaressen uit het begin van de twintigste eeuw. Leuke verhalen over naamgeving van stoffen van De Ploeg: een erg brede stof kreeg de naam ‘Bredisie’.
Textielkunst heeft lang in een verdacht hoekje gezeten. Niet serieus te nemen. Dat was omdat textiel praktisch was en het vervaardigen ervan als een routineus ambacht werd gezien. Het was bovendien tactiel en zacht, dus onoverkomelijk vrouwelijk. Wat ook niet hielp, stond in het voorwoord van Textielkunstenaressen, was dat het thuis gedaan kon worden. De in het boek genoemde erkende kunstenaressen hadden er dan ook voor gezorgd dat ze ateliers buitenshuis hadden.
Fantastisch. Ik vreet alles wat over het indelen in categorieën gaat, in categorieën als jong & hip, oubollig & uitgerangeerd. Categorieën als hoge en lage kunst, toegepaste kunst en hobbyisme en de gevaren van humor, decoratief, anekdotisch en narratief als je hecht aan aanzien in de kunstwereld. Terwijl voor sommigen die categorieën dan weer helemaal niet gelden. Picasso kon rustig een vaasje keramieken zonder dat iemand eraan durfde twijfelen of het kunst was.
Van stoffenontwerpster tot serveerster
Om me heen regent het ondertussen aankondigingen van boekpresentaties van mensen die niet lang vóór mij of zelfs ná mij zijn gedebuteerd. Steeds als er weer eentje voorbij komt, moet ik mijzelf beteugelen. Dit tweede boek wordt echt steengoed. Desnoods doe ik een hele opleiding tot stoffenontwerper en maak van mijn hoofdpersoon uiteindelijk een serveerster in een snackbar en dan is het het allemaal toch waard geweest omdat schrijven draait om dingen leren, keuzes maken en die weer verwerpen. De omweg is de snelste weg & de weg is het doel & je raakt er soms vreselijk door gefrustreerd.
Om me in te leven in een patronenontwerper probeer ik ‘elke dag’ een patroon te ontwerpen dat ik op instagram post, volg patroonontwerpers en beschrijf voor mezelf het karakter en wezen van patronen, of ze etnisch zijn, ingetogen, uitgelaten, figuratief of abstract, klassiek of experimenteel. Misschien is het omslachtig, misschien brengt het me tot peilloze diepten.
Bauhaustheedoek
Omdat je stoffen ook moet voelen, heb ik in het Textielmuseum een Bauhaus theedoek gekocht die door Kitty van der Mijll Dekker in 1939 is ontworpen. Op Wikipedia staat: ‘Zij staat bekend als degene die de theedoek in Nederland heeft gemoderniseerd. Door de geometrische vormen, de weeftechniek en de kleuren week haar werk af van het geblokte huishoudtextiel dat in die tijd populair was. Naast huishoudtextiel maakte ze vloer- en wandkleden.’
Op het label van de theedoek staat, naast dat hij 7% kan krimpen bij het wassen, dat Kitty de Nederlandse droogdoek naar een ‘hoger niveau’ heeft getild. Toe maar. Mijn man vroeg of ik hem wel zou gebruiken om mee te drogen. Ik heb me inmiddels zo ingeleefd in textielontwerpers dat ik die vraag met een hartgrondig ‘ja’ kon beantwoorden. Zo zou Kitty het hebben gewild.
Het is een theedoek met veel reliëf en diepte.
(Klinkt ‘Picasso tilde de vaas naar een hoger plan’ minder gek?)