‘Heeft hij u aangeraakt?’

Gisteravond om 18 uur ging de bel. Voordat ik de deur opende voor het donkere silhouet van een breedgeschouderde man, verbond ik eerst deurpost en deur met het deurkettinkje. Het was de postbode met een pakje. ‘Kettinkje is niet voor jou hoor’, verontschuldigde ik me. ‘Enge buurman.’ Hij knikte begrijpend. De deur was alweer dicht toen ik bedacht dat ik van de postbode ook wilde weten of hij bij Hem, de Boze Buurman, pakjes had bezorgd, en wat hij op straat allemaal naar zijn hoofd geslingerd krijgt en of het went om (slecht betaald te krijgen en) dingen naar je hoofd geslingerd te krijgen. Ik heb een nieuw thema. 

Stafford

Ik doe mijn verhaal vaak. Zondagochtend 10 september liep ik met Rufus naar het park toen een mij nog onbekende man me de weg versperde met zijn fiets. ‘Dit is de derde keer al’, zei hij met een van haat vertrokken gezicht. Driftig zette hij zijn fiets op de standaard en kwam op twintig centimeter van me af staan. ‘Jij woont toch daar. Jij houdt toch zo van fietsen.’
‘Heeft hij u aangeraakt?’, vroeg de politie later aan de telefoon.
Vinkje bij ‘Nee’.
Hij stond alleen zo dichtbij dat ik mijn hand tegen zijn borstkas zette om te voorkomen dat hij nog dichterbij kwam. ‘Raak me niet aan’, zei hij sluw.
De Boze Buurman wordt vaker boos. De politie heeft er een dagtaak aan. Zijn dossier puilt uit de la en mijn melding kon nog net mee voor de dagvaarding van de woningbouwvereniging om hem uit zijn woning te krijgen. Dat de buurman echt weet waar ik woon, bleek de dinsdag voor de zaak voor de rechter zou komen.
De bel. Mijn bel. En de Boze Buurman voor de deur met de brief van de dagvaarding in zijn hand. Of hij mij even kon spreken. W. heeft de deur voor hem dichtgedaan, waarna ik 112 heb gebeld.
Sindsdien hebben we een deurkettinkje en google ik als de eerste de beste Telegraaf-lezer op deurbellen met camerabewaking, huurmoordenaars en bloeddorstige Staffords.

Bange vrouw uit The Wolfman
Bange vrouw uit The Wolfman
Neergestoken

Ik kende mijzelf nog niet zo, fietste overal in het donker, ook dat lullige stukje na het viaduct door het park naar mijn wijk. Ik ben sterk, sjouw grote dozen en til rustig fietsen met volle hondenmanden in de trein. Maar ineens had ik fantasieën dat ik mijn 51ste verjaardag niet halen zou, dat ik overal neergestoken kon worden of doodgereden door verduisterde auto’s en scooters die het op me gemunt hadden, speciaal op mij. Bij elke witte man met een zwarte jas en een zwart petje op een fiets (het signalement van bijna elke man op een fiets) ging mijn hartslag omhoog. Een week lang ben ik op mijn tenen de portiek uit geslopen, liep alleen door die straten waar de Boze Buurman me vanuit zijn huis niet kon zien, reed mijn fiets door de portiek naar buiten, en niet aan de achterkant. Ik was een bange, bevende muis, een lafbek vol zelfhaat. Als ik erover vertelde ging mijn ademhaling sneller, ik werd overgenomen door mijn angsten, steeds opnieuw.

Sta op tegen terreur

Ik vertelde erover aan mijn directe buren, die de hal met mij delen. ‘ Niet bang zijn, buurvrouw’, zei de een. ‘Als er iets is, altijd aanbellen.’
‘Dat pikken we niet’, zei de ander. ‘We spreken af dat we geen tuig toelaten in onze hal.’
Van andere mensen in de wijk kreeg ik telefoonnummers. ‘Al is het midden in de nacht. Ik neem mijn keu mee.’
En dat helpt.

Ergens woont een man in een straat, mijn straat, die de hele wereld haat. Maar ik loop weer langs zijn huis met de afgedekte ramen, van waarachter hij ons in de gaten houdt. Wij staan op tegen terreur, want bang leven is geen leven. ‘Dan vang ik maar de eerste klap op’, zoals een van die helden zei die me zijn telefoonnummer gaf.
Ik ben wel naar de rechtszaak gegaan. Uitspraak over twee weken.

Asterix en Obelix
Een overtuiging is ook een soort toverdrankje

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *