Fonzy liep de weg op, wat niet kon, want ik had de lijn in mijn hand. Toch? De lijn gleed door het gras bij me vandaan waarop ik naar de grond dook en in één vloeiende beweging het handvat greep. Een automobilist remde hard, reed vervolgens door en er was een harde klap. Ik had de lijn, Fonzy was terug op het veilige eiland van gras naast de weg. Ook mijn Rufus was veilig. Twee lijnen hield ik stevig vast. Alleen lag verderop een motorrijder midden op de weg bij zijn motor. De man kermde het uit. Met beide honden aan de lijn liep ik over het veilige gras naar hem toe. ‘Gaat het?’, vroeg ik overbodig. Terwijl ik 112 belde, sleepte een andere motorrijder de motor naar een veilige plek. De gewonde motorrijder liep ondersteund door twee aanwonenden naar een parallelstraat, waar hij op werd gevangen in een bestelbusje. Het aanzwellende rijtje automobilisten achter de motor kon weer verder. De automobilist achter de motorrijder kroop snel achter het stuur: ‘Ik moet mijn dochtertje ophalen.’
Op het schavot
Ambulance, politie. De motorrijder loeide van de pijn. Hij was verpleegkundige in opleiding, nog een cruciaal beroep ook, en dacht dat er iets mis was met zijn longen want hij kon moeilijk adem halen. Misschien was iemand wel voor zijn leven lang invalide omdat ik een lijn uit mijn hand had laten glippen. De politie vroeg me: ‘Hoe hard reden de auto’s?’
‘Geen idee’, zei ik. ‘Ik heb geen auto en geen rijbewijs.’
‘Hoe hard denk je dat die auto daar rijdt?’
‘Dertig?’
‘Dat klopt wel aardig.’
Motorrijder M. bleek niet op de auto voor hem te zijn gebotst. Hij was puur door het remmen op de natgeregende weg onderuit gegaan. Omdat hij op dat moment te veel pijn had om ter plekke een schadeformulier in te vullen, stelde de agent voor om gegevens uit te wisselen. En zo kwam ik thuis, vervuld van schuldgevoelens, bereid om mijn hoofd op het schavot te leggen. Voor het zover was stuurde ik een beterschapskaart. De motorrijder bedankte me via Whatsapp en bleek goddank niet voor het leven beschadigd. Wel: gebroken sleutelbeen en kneuzingen.
De prijs van autorijden en motorrijden
Ik werk lang genoeg bij de Fietsersbond om te denken: omdat jullie niet de fiets of de trein pakken, moet ik de hele tijd opletten als ik oversteek en is mijn woonomgeving en mijn land minder aantrekkelijk. Ik betaal voor jullie auto met leefgenot. Sommige mensen hebben geen keus en ik zal het jullie niet persoonlijk aanrekenen, maar het zou hartstikke mooi zijn als jullie daar zo nu en dan bij stil zouden staan.
Maar je wilt niet dat iemand zo’n pijn heeft.
Een collega zei: ‘De motorrijder kan hooguit de gemeente aansprakelijk stellen voor het feit dat er water op het wegdek stond. Maar je moet er altijd rekening mee houden dat je soms plotseling moet remmen. Hij maakt geen enkele kans.’
Aangetekende brief
Vertel dat aan een verzekeringsmaatschappij. Afgelopen maandag ging de bel: een aangetekende brief. ‘Gelet op de ongevalstoedracht – uw hond rende de straat op waardoor het daar aanwezige verkeer gedwongen was tot een noodstop – stel ik u namens mijn cliënt aansprakelijk voor alle geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf ongevalsdatum alsmede de buitengerechtelijke kosten. Graag verneem ik of u de gestelde aansprakelijkheid erkent.’
De doorgereden automobilist was uit dit verhaal voor het gemak weggelaten. Zenuwachtig word je er wel van en wat niet hielp was dat onze eigen rechtsbijstandverzekering niet berekend is op uitgebreide telefoongesprekken. Kwam er er op neer dat ik online schade moest melden via een formulier dat totaal ongeschikt is voor mensen zonder voertuig. Geen kenteken, niet van toepassing, niet van toepassing, niet van toepassing. Gek werd ik ervan. Hoe langer ik worstelde met het formulier, hoe minder schuldig ik me voelde. De regen was mijn schuld niet. Dat de man op een motor reed, had ik ook niet voor hem besloten.
Het recht van de snelste
Ik was net begonnen in het revolutionaire boek Het recht van de snelste. Brokjes ervan had ik via de media tot me genomen en ik dacht dat ik het principe wel snapte en omarmde, maar ineens leek het voor mij geschreven. Pagina 104: ‘Tot op de dag van vandaag zorgt de aansprakelijkheidswet voor discussie. Want hoe rechtvaardig is het dat jij als automobilist aansprakelijk bent en dus voor de medische kosten moet opdraaien als je iemand aanrijdt die door rood loopt? De redenering hierachter is dat de gemotoriseerde weggebruiker zodra die in of op zijn voertuig stapt in het voordeel is: hij kan sneller. Tegenover die lust mag aansprakelijkheid staan. Verkeersaansprakelijkheid gaat dus niet alleen over de vraag of iemand zich aan de regels houdt, maar ook over de vraag waarom iemand zich aan de regels moet houden waar hij niet om gevraagd heeft en die hij voor zijn eigen verplaatsingen niet nodig heeft.’
Pissig, maar niet machteloos
Ik ben altijd al alert op misstanden op straat, wind me op over de privileges van automobilisten, hoeveel geld er naar wegen gaat, hoeveel natuur wordt geofferd, en ik word pissig van lullige fietshokken naast enorme parkeerterreinen bij bedrijven. Het recht van de snelste maakt me niet milder. Gelukkig ben ik niet totaal machteloos. Ooit werd ik lid van de Fietsersbond om niet in mijn eentje gefrustreerd en machteloos te hoeven toekijken en nu werk ik daar en help bijvoorbeeld mee aan 30 kilometer per uur als standaard maximum snelheid in de bebouwde kom. Zodat je niet direct dood bent als je te vroeg de weg opstapt omdat je hond of kind bent, of gewoon warrig door wat voor reden dan ook.
We leven nog!
(En nu ga ik de podcast Schuld luisteren)