Naar de wc gaan kon eigenlijk niet. Bij het onaanzienlijke toiletblokje op de camping stonden het grootste deel van de dag twee auto’s geparkeerd: die van de campingboer (154 jaar) en die van zijn tien jaar oudere loodgieter.
Dat de reparatie van de geiser niet vlotte is zachtjes uitgedrukt. Het voordeel was dat er nooit rijen voor de douches stonden.
Op een dag had ik mijn kans gegrepen en was met mijn inmiddels twintigjarige ladyshave de afsluitbare wasruimte met toilet ingeslopen. (Het heeft zo moeten zijn, denk ik nu. Het ding wilde van mij af en misschien wilde ik ook wel van het ding af.)
De kop van de ladyshave viel eerst in de pot. Zonder enige aarzelingen viste ik hem daar uit. We waren al zo vervuild dat ik tot alles in staat was. Maar daarna viel de kop door de afvoer in de hals van de wasbak en toen was ik er klaar mee.
Emotieloos, op het kille af, wierp ik de rest van het apparaat in de vuilniszak. Handen wassen. Weer een periode in mijn leven afgesloten.
In het wonderschone Goudargues was gelukkig een winkel met alles. De verkoopster greep direct in de vitrine naar de enige ladyshave die ze hadden. Op de camping bleek waarom ze niet lang had hoeven zoeken. De ladyshave zat onder de kleine haartjes.
Zoals gezegd. Ik was toch al vervuild en nergens meer vies van. Maar ik hoop wel dat die verkoopster voor de rest van haar leven overbehaard en (dus) doodongelukkig is.
Of nou ja. Met de hand over mijn hart: een weeklang okselharen van drie centimeter en koud douchen.