Ik heb van mijn 17de tot mijn 32ste in studentenhuizen gewoond. Bijna langer dan ik bij mij mijn ouders heb gewoond. Zoiets laat sporen na. Vaak heb ik benauwde dromen waarin ik mijn huis kwijt ben en de wc en douche altijd bezet zijn. Van kamperen krijg ik ook akelige déjà vu’s.
Vaak had ik zelfs geen zin om anderen gedag te zeggen. Dat ik aan de deur luisterde of de gang leeg was voor ik mijn kamer verliet. Naar mijn eigen kamer vluchtte als ik sleutels in de buitendeur hoorde. Feest als iedereen op vakantie was.
De dag dat ik voor het eerst een eigen huis had, was de mooiste in mijn leven. Boisotstraat 76 in Utrecht, een ruime tweekamerflat in een buurt waar de mensen in ochtendjas op straat een shaggie roken en je pas groeten als je er dertig jaar woont. Ik had dag en nacht de gordijnen dicht, douchte en plaste met deuren open. Nooit was de melk op omdat iemand dorst had gehad. Ik ruimde nooit op. Ik had een grot waar ik maanden zou kunnen overleven, zonder één mens te zien, als ik maar groot genoeg inkocht . Dat was een aangename gedachte, op de een of andere manier.
Serieleugenaar
Ik had te lang gewoond met mensen die ik niet zelf had gekozen. Die je ongewild te goed leerde kennen met hun stokpaardjes en de plekken waar ze hun snot smeren. Het vroegoude stel dat op zaterdagochtend negen uur begon te stofzuigen en taarten bakken voor de visite die om tien uur op de stoep stond. De Limburgse serieleugenaar F. (tegenwoordig doet hij in verzekeringen) die zijn ouders wijs maakte dat hij afgestudeerd was en hen een heel feest liet organiseren. De macrobiotische scheikundige Erna die streepjes op de deur zette tot hoe ver je het toiletpapier af mocht rollen. De überhygiënische Letterenstudent die schoonmaakroosters maakte met da-ge-lijk-se taken. De Saoudie-Arabiër die vertelde dat hij met vrienden een appartement huurde waar ze stiekem westerse films konden kijken en bier drinken, zoals iedereen dat deed, en die Nederland als een primitief houtje-touwtjeland beschouwde waar je maar beter niet in het ziekenhuis kon belanden.
Bang van je eigen hartklop
Maar ook dierbare huisgenoten. Vriendin Rebecca. En de humoristische Zimbabweaanse diergeneeskundestudent Musa, die nooit in zijn leven alleen was geweest en die bang werd van zijn eigen hartklop als hij in zijn eentje sliep. Zijn geest sloeg op hol, hij raakte in de war. Daarom sliepen hij en een Zimbabweaanse vriend om beurten bij elkaar. Tot de huisbazen klaagden dat ze geen zin hadden in twee huurders in één kamer.
Terwijl ik amper een oog dicht doe als ik een logee heb, kon hij niet slapen zonder anderen in de kamer. Van verwarring werd hij verliefd op mij. Net als de eveneens Saoedische vriend van mijn huisgenoot die me over de telefoon ten huwelijk vroeg. Dat maakte het parcours tussen de buitendeur en mijn kamer helemaal een loopgraaf.
W. ontloop ik zelden. Ja, ik verstop me soms als hij thuiskomt achter een deur. Speelsigheid.
Denk ik.