‘Suzanne kijkt de kat uit de boom’, stond op mijn rapport. Klopt nog steeds. Maar het ligt aan de kat en het soort boom, wat voor weer het is etcetera.
In het textielmuseum in Tilburg liep een mededeelzame suppoost rond. Ik hoorde hem een mevrouw uitleggen dat het stoomwiel aan werd gedreven door een vergelijkbare dynamo als op je fiets zit, alleen dan veel groter. Ik schuifelde bij hem vandaan, huiverig als ik ben voor mensen die hun ei kwijt moeten, iemand die mij op zou slokken terwijl ik in wijde omtrekkende cirkels het museum wilde verkennen. Bij een gekantkloste lamp van glasvezel van Niels van Eijk kreeg hij me toch te pakken. ‘De enige lamp zit helemaal bovenin, hij geeft licht op de punten waar de glasvezel geknakt is.’
Het was eigenlijk helemaal niet erg, het was informatief en het hield vanzelf weer op.
Eigen wolschapen
Ik cirkelde langs werk van maakster Claudy Jongstra die eigen schapen van allerlei rassen liet hoeden voor speciale wol en hoorde op een videoscherm Hella Jongerius vertellen dat er een armoede aan kleuren dreigde te ontstaan omdat je alleen maar industriële kleuren kon gebruiken die getest waren en waarvoor rood niet donkerder werd gemaakt door groen toe te voegen, maar door zwart toe te voegen, waardoor kleuren steeds vlakker werden. Kleurenarmoede.
Persoonlijk tuften
De suppoost trof ik opnieuw naast een beige kleed met geometrische patronen. ‘Dat kleed is getuft’, vertelde hij. ‘Daar heeft iemand een maand lang dag in dag uit aan gewerkt. Weet je wat tuften is?’ Hij legde het uit. Draad dat in een u-vorm door het kleed werd gehaald. De tufter kon niet afgewisseld worden want iedere tufter heeft zijn eigen stijl van tuften. Dan zou je verschil zien.
Het groeiende tapijt van Saksi
In het laboratorium op de begane grond zag ik op een enorme computergestuurde weefgetouw een prachtig kleed met tal van kleuren ontstaan. Ik wilde meer weten, maar durfde geen vragen te stellen. Wist niet op welke vragen ik antwoord wilde. Hier werd gewerkt. Jammer dat mijn suppoost niet in de buurt was. Die zou korte metten hebben gemaakt met mijn ogenschijnlijke schuwheid en precies hebben geweten wat ik leuk vond om te horen. Thuis ontdekte ik op de Facebookpagina dat het kleed dat ik had zien ontstaan een tapijt was van Kustaa Saksi. Dat had ik best eerder willen weten.
Michelinmannetjesjassen
In de exposities liepen op deze doordeweekse dag scholieren rond, vakmannen en gewone Tilburgenaren op leeftijd. Veel musea willen voor iedereen zijn, maar het textielmuseum is dat echt, dacht ik. En zonder dat er nou jurken en broeken voor de gewone man van de ter plekke geproduceerde stoffen worden gemaakt. Dat laatste zou de stad overigens wel opfleuren. Toen ik de voormalige fabriek verliet, zag ik op straat zonder uitzondering, nou ja, misschien één of twee jurken, louter blauwe spijkerbroeken en zwarte michelinmannetjesjassen.
Voor kleur moet je in Tilburg niet op straat wezen. Misschien nog een keer proberen als de zon schijnt.
Nasmaak: De hele wereld is van stof. Onderweg naar het station valt me een muurtapijt op, een afbeelding met stenen van een dak met een schoorsteen. Als we het station uit rijden zie ik dat de graffity op de stenen achter gaas, een zogenaamde ‘schanskorfmuur’, net borduursel op een onregelmatig raster lijkt.
Eindoordeel: 9, Geweldig, levendig museum met voor elk wat wils. Geschiedenis, ambacht, praktijk en prachtige dingen waar je helaas niet aan mag zitten, hoe graag je dat ook zou willen.
Suppoost: 9
Textielcafé: 8, Vriendelijke open sfeer, lekkere geitenkaas/chorizotosti op tafelkleed van Studio Job
Winkel: 7, Te keurig. Ik miste kleur, een paar wilde dingen om je over te verbazen.