Bijzondere buren (2)

Ank en Frits zijn bejaarde vogelaars met een mussenparadijs op de begane grond. Ze woonden aan het andere eind van onze flat en pasten wel eens op onze kat. 
Toen we ze voorjaar 2018 op de galerij tegen kwamen ging het niet goed met Frits. Hij sliep niet meer. Hun buurman J. had hem in zijn eigen huis met een mes bedreigd. Ze hadden aangifte gedaan en hij was opgepakt, had een paar dagen vastgezeten, maar was nu weer thuis. Het wachten was op de rechtszaak. Er waren meer klachten over de man binnengekomen bij de politie. Hij had autobanden lek gestoken, met glas naar spelende kinderen gegooid en een raam ingeslagen. 
‘Ach, wat vervelend’, zei ik. Gelukkig woonden wij niet op de begane grond. Dat was een ander universum met schuttingen en barbecueluchten. Toen Ank en Frits buurman J. beschreven ging er geen lampje branden. 

Onthoofde bloemetjes

Maar toen ik de zondag erop vroeg in de ochtend de hond uitliet en even omkeek naar een man met zwarte pet en bomberjack die langsfietste, maakte hij ineens een haakse bocht en reed de stoep op tot vlak voor mij: ‘Wat heb je nou? Dit is de derde keer al. Ik hou het bij hoor. Van mij hebben ze ook een dossier. Jij bent zeker een van die mensen die over me klagen. Waarom doe je dat?’ 
Ik zei dat ik hem niet kende, zei toch maar sorry. Hij wees waar ik woonde: ‘jij bent toch van die fiets. Jij houdt toch van fietsen en van mooie kettingkasten.’ Hij zette zijn fiets op de standaard en liep naar me toe. ‘Waarom doe je dat he?’ 
Toen hij nog dichterbij kwam staan zette ik mijn hand op zijn borst.
‘Je moet me niet aanraken’, zei hij. 
Ik: ‘Kom dan niet zo dichtbij me staan.’ 
Ik speelde dat ik rustig en koel was en uiteindelijk draaide ik me om terwijl hij me nog dingen achterna riep. Mijn hart bonsde. Als hij me achterna zou komen kon ik aanbellen bij het opvanghuis verderop waar ze vast verstand hadden van mannen zoals J. Daarna kwam ik de baas van koningspoedel Zeus tegen die haast had en niet erg empathisch reageerde toen ik zei dat ik geïntimideerd was door iemand die zijn buurman had bedreigd met een mes en die de bloemetjes van zijn buurvrouw van hun stelen knipte en waar een dossier over liep. 
Zij zei: ‘Maar zo’n man moet toch ergens wonen.’
Een uur daarvoor had ik dat zelf precies zo kunnen zeggen. 

Kankerhoer

Aangifte doen zou helpen bij de rechtszaak. Veel mensen durfden geen aangifte te doen, maar zo wilde ik toch niet zijn? Een paar dagen later ging de bel. Gelukkig deed mijn man open. Daar stond J. in de deuropening met een brief van justitie in de hand : Ik ben op zoek naar Suzanne Brink. 
Daarna was ik elke keer dat ik in de portiek liep bang dat ik hem tegen zou komen. En ik was niet alleen bang in de portiek. Ik was bang als ik mijn fiets uit de schuur pakte, als ik een rondje met de hond liep. Overal zag ik zwarte petjes met boze blikken. Die angst uitleggen bleek moeilijk. Ik proefde onwil om het te begrijpen. Als ik nou een jaap op mijn keel had gehad, ja dan. Ik viel mezelf ook tegen.
Net toen ik weer wat rustiger werd, liet ik op een zondagochtend de hond uit en hoorde ik naast me iemand spreekzingen: ‘Ze is een vieze, vuile kankerhoer.’ J. keek me niet aan, fietste strak door met zijn zwarte rugzakje. De wijkagent smeekte me weer melding te maken. Zijn handen jeukten, zei hij, om J op te pakken. Nog geen uur later stonden voor en achter J’s huis twee politiebussen en werd hij afgevoerd. Maar even snel was hij weer thuis. 

Barmes

De rechtszaak was 4 november. Ik vond dat ik erheen moest. Voor Ank en Frits. Om te laten zien dat ik achter ze stond. Stel je voor dat je je de mond liet snoeren in zo’n vrij en democratisch land als Nederland. Ik was strijdlustig, een heldin in wording. Vooral na een tablet Valdispert Stress Moments 
Ank en Frits waren er zelf uiteraard ook. De vrouw van de woningbouwvereniging die de zaak onder haar hoede had, werd vervangen omdat ook zij bedreigd was. 
Toen ik door de controle ging, bleek dat ik een mes in de tas had. 
Hoe kan dat? dacht ik. Dat moet buurman J gedaan hebben! 
Maar het bleek een onschuldig barmes, een kurkentrekker tussen jaren oude kassabonnen onder in mijn tas. Dáár was hij gebleven! 
De rechtbank was van de buitenkant prachtig, maar de zaal waar de zitting werd gehouden zag eruit als een verstoft schoollokaal uit de jaren zestig en de klok liep achter. Zonder zijn zwarte kleding en pet had J een vierkante rode kop en vlassig haar. Hij verdedigde zichzelf met zinnen als: ‘Ik kan er niet meer uit als er auto’s voor mijn schutting staan en dan reageer ik misschien een beetje opgewonden.’ Dat hij gewelddadig was geworden tegen Frits kwam doordat hij slecht had geslapen. ‘Hij bleef maar aanbellen.’ 
Diep respect had ik voor de rechter. Zo rustig als ze bleef en wat een goede vragen stelde ze. Haar conclusie: ‘De chemie tussen J. en de buurt lijkt weg.’ 

Pettenfobie

De opluchting van vlak na de uitspraak dat J. zijn woning uit moest, verdween snel. Het duurde nog drie maanden voor hij er echt uit moest. J. had niets meer te verliezen, het was een laatste-kans-woning geweest. De woningbouw had hem al eens uit het huis gezet om vergelijkbare redenen. Hij had heel veel redenen om mij te vermoorden. Ik fantaseerde dat ik neergestoken werd, dat hij gif in de brievenbus stopte, de flat op zou blazen, zich vermomde als postbode en zo ons huis binnendrong of dat hij me met een auto dood zou rijden. Overal zag ik agressie en haat en zwarte petjes. Takken waren mannen met petjes. In hard rijdende auto’s zaten mannen met petjes. Mijn hart stond stil toen ik een man met zwart petje bovenaan de trap in de portiek zag staan, maar dat was een heel andere buurman, de postbode. 

Nieuwe bloemetjes

Alarminstallatie

Toen ik zeker wist dat het huis leeg was, gluurde ik voorzichtig door de gordijnloze ramen. Er gingen geruchten dat J. hier en daar gesignaleerd was. Een buurman met wie hij vroeger weleens biertjes dronk, had appcontact met J. waarover hij de buurt regelmatig inlichtte en zei dat J. dreigde de boel kort en klein te komen slaan. 
De buurvrouw van wie J. de bloemetjes stuk had geknipt, stond in haar voortuin nieuwe bloemetjes te planten. Ze had vanwege J. een alarminstallatie aangeschaft, was in de ziektewet beland en had vijf maanden bij haar ouders gewoond, zo bang was ze. Lullig voor je, zei ik. Maar J stond er verlicht bij. ‘Het heeft zo moeten zijn’, zei ze. ‘Ik weet nu wat ik moet zeggen als hij plotseling voor mijn neus staat met een mes. Hallo, ik ben Els en ik doe geen vlieg kwaad. Ik heb je nog een pot verf gegeven, weet je nog?’

Drie maanden werk had de woningbouw om de kapotte deuren en ingebeukte muren te vervangen. Toen kwamen op een dag Merlijn en Vera met een huurbus met hun tweedehands meubeltjes voorrijden. Veganistisch, liefhebbers van klassieke muziek en moestuinieren. Hij had een enorme bos krullen en een baard en zij droeg hooguit een zonnehoed van stro met een lint eromheen.

Binnenkort op deze site: Bijzondere buren (3)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *