We liepen de vaste wandeling van vriendin H. Een van de bescheiden attracties op die route is de openluchtwinkel van een adellijke mevrouw. We kuierden naar de verlaten tafel in het wilde bos en bestudeerden eieren en prijslijsten. Ik tastte net naar de kweeperengelei (3 euro 50) toen achter ons een golfkarretje in camoeflagekleur naderde. Het stopte vlakbij ons. De bestuurster was een vrouw op leeftijd. Ze sprak ons aan met een intonatie die ik alleen ken van wijlen Glamourland. Het probleem met kweeperen was de schil, zei ze. Het was bewerkelijk om die schoon te maken. Veel suiker zat er niet in de gelei want daar hield ze zelf ook niet van. De opbrengst was voor een goed doel. Hadden we dat wel gelezen?
Het kwam zo. Jaren geleden zat haar man voor een commissariaat in Zuidafrika, vertelde ze, en hoorde daar dat de grond er zo goedkoop was. Dat leek hen wel wat. Ze hadden een lapje aangeschaft. En als je daar eenmaal zat kon je niet blind blijven voor de armoede om je heen. Nu ging ze elke maand een week naar Zuidafrika om daar te helpen met de WWS.
‘Met lokale mensen?’, vroeg ik argwanend. Je bent antropoloog of niet.
‘Jaja’.
Thuis zocht ik op ‘kweeperengelei en Zuidafrika’ en ontdekte dit stuk over haar. Qua gelei: geen enkel vraagteken. Extreem lekker. Dat Jan Wolkers’ laatste boterham ook zo gesmaakt moge hebben.