Nooit naar de badkamergigant

‘Er moet wel heel veel aan gebeuren’, zegt nummer twee, een vrouw van tussen de veertig en vijftig jaar met een kwetsbaar metalen brilletje. Ze woont in een woongroep in Overvecht, een flat, maar wil graag een tuin. Nummer één is nog steeds niet gearriveerd. Nummer drie is een alleenstaande moeder die alert is op de beveiliging: ‘Die sloten stellen niks voor. Als iemand per se wil staat hij zo binnen.’ Wij zijn nummer zeven. We staan met de kansrijken uit de huursector bij elkaar. Lekker veel punten vanwege woonduur, urgentie of regelingen als ‘Van groot naar beter’. Wij accepteren niet zomaar alles, want als je eenmaal ergens woont, kom je nooit meer weg. 

Opgehokt

Zicht uit de slaapkamer

Het huis is kaal en bruin, met schrootjes in de woonkamer en piesgele badkamertegels. In de woonkamer sta je in het zicht van passanten en overburen. Ik zou graag onder een tafel duiken. Het mooist is de kamer boven, vanwaar je op de kruinen van vlammend rode bomen op het autovrije pleintje kijkt. Van de kamer aan de achterkant krijg ik het benauwd. Rijtjeshuispanorama: treurige grauwe schuurtjes, tuinen als steenvlaktes, opgehokte levens. 
De potentiële huurders nemen foto’s, meten de vloeren op, openen en sluiten ramen en kranen, kijken in de meterkast. Nummer vijf onderhandelt met de vrouw van de woningbouw. Het gesprek verloopt stroef. Het antwoord op alle vragen is ‘nee’. De woningbouw piekert er niet over een nieuwe keuken te plaatsen. Nieuw toilet? Zelf betalen. Badkamer blijft zoals hij is. Isoleren misschien in een hele verre toekomst, maar dan ben je allang dood. Misschien komt het doordat ik zelf als kind in een (huur)huis opgroeide waarin een gesprek voeren onmogelijk was vanwege de vliegtuigen (enkelglas) en waar vogels door de spleten de keuken binnen vlogen, maar ik schrik niet zo snel ergens van.  

Een rotte deur? Wij hadden vroeger geeneens deuren!

Te stil

Daar is dan eindelijk nummer één, een bejaard Marokkaans echtpaar in djellaba met een kordate vrouw voorop. Dat moet hun dochter zijn. De vader staat midden op het plein en schudt zijn hoofd. ‘Te stil!’ ‘Maar ga dan tenminste even kijken’, smeekt de dochter. De man draait zich resoluut om. Op de valreep komt nummer acht uit zijn auto struikelen: ‘Sorry, sorry, sorry, ik mocht niet weg van mijn baas.’ Maar de vrouw van de woningbouwvereniging is onverbiddelijk. Te laat. 
Op het pleintje praat ik na met nummer twee, drie en vier. Nummer twee: ‘Ik heb bij een woningbouwvereniging gewerkt en ik kan wel zien dat het casco goed is. Het tocht niet, het schimmelt niet. Dat zie je wel eens anders.’ Maar verder vertellen we elkaar vooral hoe gelukkig we zijn met de plek waar we nu wonen.

Bloemen op de piesgele tegels

Vergroening

Het prima casco haalde niemand over de streep. Eén voor één weigerden de nummers vóór ons de woning. Dat was anderhalf jaar geleden. We hebben inmiddels van de tuin een groene oase gemaakt, de kozijnen gewit en de trap groen geverfd. We hebben zelfs een nieuwe keuken gekregen van de woningbouw. In een kwartier hebben we de kleur en het type laden uitgezocht. Huren scheelt zoveel tijd. De badkamer heb ik deels blauw geverfd en met wat bloemenstickers op die piesgele tegels kan ik er prima mee leven. Maar gister kregen we een brief van de woningbouw: voor het eind van het jaar krijgen we een nieuwe badkamer, toilet en verwarmingsketel. Met een folder met een paar opties. Omdat we het waard zijn! In mijn hoofd hoor ik de stem van een vriendin van vroeger: ‘Jou komt ook altijd alles aanwaaien.’ 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *