Levensmotto’s zijn vermoeiend

F. valt zo perfect samen met haar echte naam, het doet pijn hem te veranderen, maar misschien leeft ze nog. Wellicht googelen haar kinderen haar naam en komen door een godswonder bij mij uit en ik wil vrijuit kunnen schrijven. En hoeveel Nederlandse F.’s zijn er die met een dertig jaar jongere Indonesische man op Bali wonen en in reïncarnatie geloven? Die veel geld hebben verdiend als directeur van het Marriot hotel in Jakarta?  
Haar naam is bondig en helder, niet ouderwets, niet alledaags. 
Laat ik haar Floor Arends noemen. 

Informant Floor

We hebben veel aan haar te danken. Wat weet je anders van een vreemd dorp, hoe klein ook, als je er een paar maandjes woont. Zonder Floor had ik niet geweten dat de vier vrouwen van het dorpshoofd van Saba tegelijkertijd zwanger waren en dat hij zich daarvoor schaamde. Het geld dat hij voor de verkoop van zijn rijstvelden had gekregen was op. Het enige wat hij nog had was een grote auto, die binnenkort te klein zou zijn voor de hele familie.  

Toeristenprijs

We kregen haar naam en adres via haar Nederlands/Zweedse buurman. Ze woonde al tientallen jaren in Indonesië, sprak, voor zover ik kon beoordelen, goed Indonesisch: Harga turis, pak? (Vrij vertaald: Wat maak je me nou. Dat is een prijs voor toeristen. Ik ben toch geen toerist.) 
Floor liep nog steeds als directeur rond met bevelende armen en blikken. Ze had de positie van een notabele in het dorpje Saba, waar ze een huis had laten bouwen dat ze, als het af was, aan toeristen wilde verhuren. Ze kreeg koningen en dorpshoofden over de vloer en wist precies hoe de verhoudingen in het dorp lagen.  
We aten vaak bij haar en haar man Iwan en we reden met haar mee in haar jeep om ergens in een lokaal tuincentrum plantjes te kopen en ze nam ons meer naar het onwerkelijk luxe Grand Hyatt Hotel op Nusa Dua, waar ze uiteraard de directeur kende. 
Als je je slap opstelde, liepen de Balinezen over je heen, zei ze. Ons vond ze slappelingen als wij de plantjes die ze had gekocht zelf naar haar jeep wilden dragen. 

Scheurkalender

Twee meisjes zitten op de grond voor een tafel. Achter de tafel ligt een lachende man onder een deken op een bank.
Kariani (l) en Suriasi met op de bank de vader van Suriasi die nachtwacht was voor Floor en altijd voor de tv in slaap viel.

Ik wil niet ondankbaar doen, maar na een dag Floor waren we kapot. Ze was een duizenden pagina’s tellende scheurkalender met levensmotto’s. Beetje hindoeïsme, snufje van haarzelf. ‘De natuur geeft je alles wat je nodig hebt.’ 
Ze walgde van Nederland: ‘Die stinkende bussen!’
‘Stinken die erger dan bemo’s?’, vroeg ik.  
Haar man Iwan lachte hard: ‘Floor heeft nog nooit in een bemo gezeten.’ 
Ons Bali was het Bali vanuit bemo’s, zoals de kleine busjes op het eiland heetten, brommertaxi’s, en vanaf een eigen fiets die altijd kapot ging. Stoffig was Bali, klam soms, zweterig. 
Haar Bali was het Bali vanuit haar Jeep, hopen en bidden dat de motor het niet begaf. ‘De oude dame’, noemde ze hem. ‘Niet te hard rijden en niet te ver.’ 
Het was net als in ‘Ik vertrek’. Ze moest het huis snel kunnen verhuren, want de bodem van de schatkist was in zicht. Een nieuwe Jeep kon er niet af en zonder Jeep kon ze niks. Ze vervoerde gasten, planten en planken met de Jeep. En op speciale dagen plaatsten Kariani en Suriasi, Floors giechelende dienstmeisjes, zelfgevlochten offermandjes van palmbladeren met bloemen en rijst op de motorkap. Tegen de kwade geesten. Zodat de oude dame er weer een tijdje tegenaan kon. 

Verse vrienden

Ik heb één vage foto van Floor en Iwan en een oude brief waarin ze schrijft over andere Nederlandse vrienden van haar. Ze dook steeds nieuwe Europese vrienden op bij crematies en ceremonies in tempels: ‘Kom bij mij eten!’ Daar genoot ze van. Nieuwe oren voor haar scheurkalenderwijsheden. 
De dag voor ons definitieve vertrek naar Nederland brachten Floor en Iwan ons in de jeep met al onze bagage naar Ubud, van waar wij de bus naar Jakarta namen. Ze trakteerden ons op een lunch in een duur restaurant met waterlelies, waar ex R. en ik nooit uit onszelf zouden gaan eten. Alleen Floor praatte. ‘Denk nog maar eens aan ons als je in een stinkende bus zit.’

Ik denk vooral aan haar als ik een scheurkalender zie. 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *