In plaats van een hond

Als ik nou eens heel eenzaam word neem ik een hond, heb ik bedacht. Met een hond (of kind, dat kan ook) maak je zo vrienden.
Nergens voor nodig dus.
Ik ging de fiets uitlaten in de stad. Ik was nog steeds bibberig over het stuur vanwege de verhalen en omdat het me de allereerste keer moeite kostte van het slot weer een stuur te maken. Trillend zette ik de fiets tegen een paal op de Mariaplaats in U. Ik kocht T-shirts en schoenenspanners. Toen ik terugliep zag ik een motoragent loos heen en weer lopen bij een pleintje met jongeren dat zich tegenover mijn fiets bevond. Hij gluurde om de hoek. Bozig dacht ik: die jongens doen toch helemaal niks. Ik arriveerde bij mijn fiets, opende de klep en zette in de tas annex het krat voorop mijn spullen. De agent kwam naderbij. ‘Ah, mijn kans om te zien hoe het werkt’, zei hij. ‘Ik vind het zo’n briljant systeem.’
Ik maakte een voorbehoud. Ik had hem net. Misschien lukte het niet 1-2-3. Maar het was in luttele seconden gepiept.
‘Soepel!’, juichte de agent. Een applausje kon er niet af. Maar dat krijg je met een hond ook niet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *