Een bobbeltje of Melancholia Hypochondria

Rufus heeft een bobbeltje in zijn hals, zegt W. Binnen twee seconden denk ik het ergste. Het ligt aan de tijd van het jaar misschien, de uitvallende bomen, dingen die kapot gaan, het gegeven dat iedereen zomaar failliet kan gaan of worden ontslagen, dat er oorlogen uitbreken en mensen om niks vermoord worden.
Een bobbeltje.
Rufus hield als pup al niet van medische onderzoeken. De eerste dierenarts naar wie hij gromde zei dat we hem uit de buurt van kleine kinderen moeten houden. Inmiddels weten we dat kleine kinderen veilig zijn zolang ze niet met een rietje in zijn anus poeren.
Ik kan zijn tanden poetsen, haren kammen en klitten uit zijn vacht knippen.

Is hij dood?

Het bobbeltje is een teek, een grote volgezogen groene, maar Rufus snauwt en hapt onverbiddelijk als we hem weg willen halen, dus laten we het er maar bij zitten. Steeds als ik naar hem kijk, denk ik aan zijn teek en de ziekte van Lyme: Koorts, spierslapte, lusteloosheid. Als ik hem uitlaat let ik goed op hoe hij loopt. Drinkt hij niet belachelijk veel? Wat ligt hij stil te slapen, of is hij dood?
Ik moet denken aan zijn verloofde, een Friese stabij, nog maar zeven jaar oud, die vorig jaar rond deze tijd een spuitje kreeg vanwege uitgezaaide kanker. Maar sowieso, het hele idee dat mijn Rufus, die toen hij zeven weken oud was vol vertrouwen op mijn schouder in slaap viel toen we hem van zijn moeder in Almen losrukten om mee te nemen naar ons vreemde huis in Utrecht, ooit dood zal gaan, is om gek van te worden. Dat zwaaiende staartje, die kop met ogen op mijn schoot. Als het nog tien jaar duurt is het lang. Binnen tien jaar zal ik ondraaglijk verdriet hebben. En wie weet wie er allemaal nog meer dood gaan. Wat is het leven meer dan wachten op het einde? Als we toch allemaal doodgaan, waarom dan niet meteen?

Oogstrelend ten einde

Voor dat soort gedachten, zoek ik altijd troost bij Melancholia, de film van Lars von Trier. In de bevrijdende slotscène ontploft de Aarde door de botsing met een andere planeet op een ongelooflijk oogstrelende manier. Wat me er ook erg in aanspreekt, is dat de hoofdpersonen zo’n leuk plekje op een weiland hebben gezocht om dat allemaal te ondergaan. Dat lijkt mij ook wel wat, maar liever niet vandaag of deze maand.

Ik heb de losgelaten teek onderschept en in een stevig dichtgetapet plastic zakje in de gemeentelijke vuilcontainers gesmeten. Hij had toch niemand die om hem kan rouwen. Een eenzame dood en geen dichter die hem eer betoont. Dit stukje is voor hem.
Haar, geloof ik.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *