‘Ik wil graag iets met je bespreken.’ Appje van Adriaan, de man uit het park.
Adriaan liep daar net als ik om de hond uit te laten. Het Beatrixpark was niet zijn eigen park, maar hij was zijn eigen park zat. Hij was zijn eigen leven zat. Normaal praat je met hondeneigenaren over het weer en de hond, en als je elkaar vaker spreekt, kom je te weten wat voor werk iemand doet. Maar met Adriaan ging het snel. Zijn vrouw had hem verlaten voor een andere man, een jongere man, en daar was hij kapot van. Hij was Nederlands gereformeerd. Dat vond ik grappig want dat is de kerk van mijn ouders. Binnen de kortste keren hadden we lange gesprekken over religie en relaties. En over andere mensen in het park. Daar had hij ook lange gesprekken mee. Hij hoorde ze uit. Hij was een doorgeefluik. Het had iets verslavends. Als ik hem in de verte zag, ging ik rennen om hem niet te missen.
Het was coronatijd, geen feestjes en werken op afstand. Ik zag uitsluitend mensen in het park. Adriaan en ik wisselden telefoonnummers uit. Ik had er wel over nagedacht of daar meer achter zat, maar hij was klein en christelijk. Hij had een saaie bril, een echte christelijke grijze-muizenbril, waar niemand zich ooit aan zou storen.
Wanhoop
En nu dat appje. Was hij verliefd op mij of had ik iets verkeerds gezegd? Ik keek in de spiegel en zuchtte. Soms kon ik mij heel goed voorstellen dat mannen verliefd op me werden en soms vond ik het een uiting van wanhoop. Pure eenzaamheid.
Ik was veel te vroeg op de afspraak in het Fort. Toen hij eindelijk binnenliep, maakte hij eerst een grapje met de bediening en ging daarna nonchalant zitten. ‘Wat ik nu heb meegemaakt’, zei hij.
Hij had iemand ontmoet en dat was niet zomaar iemand. Dat kon hij niet bij zijn vrienden kwijt want die steunden hem erg, maar wilden dat hij en zijn ex weer bij elkaar kwamen.
Het was inderdaad een bijzonder verhaal. Wat een bijzonder verhaal was dat zeg. Ik vertelde zijn verhaal ook aan anderen, zo’n bijzonder verhaal was het.
Hij had een date gehad met een vrouw met wie hij op school gezeten had. Vijftig was ze nu. Ze was bloedmooi, wat een benen, die ogen!
Goh, zei ik. Leuk voor je.
Alle keren daarna dat ik hem sprak ging het alleen nog maar over hoe bovenaards mooi deze vrouw was en hoe leuk zij met haar hond omging, die geweldige hond van haar ook.
Aan mijn Rufus had Adriaan nog nooit een woord vuil gemaakt.
Russisch embryo
Het enige probleem met de date was dat zij dat jaar een embryo ging laten implanteren in Rusland. Daar kon dat. Russisch eitje, Russisch sperma. Moeder worden was altijd haar liefste wens geweest. Adriaan zat niet te wachten op een baby, maar hij zou zijn droomvrouw er ook niet voor laten schieten.
Elke keer weer ging het over deze vrouw, ook toen zij al lang in Rusland zat en hem geen berichten meer stuurde.
Zo vreselijk mooi, die vrouw. Niet alleen van buiten, maar ook van binnen. Je kon merken dat zij veel had meegemaakt maar daar na jaren vrede mee had gesloten.
Ik voelde mij een oude, goedmoedige man worden met alleen nog haar in mijn neus.
Er was een laatste appje. ‘Ben jij vanmiddag in het park?’
Nee, zei ik. En liep met Rufus de hele wijk door naar het andere park.
Kort daarop verhuisden wij en rende ik in een ander park achter andere mensen aan.