De laatste kat

Vooral mijn werkkamer is leeg. Links van mij een koude blote vensterbank. De harige mand heb ik naar zolder gebracht om onduidelijke redenen. Naast de schuur staan twee kattenkrabpalen en drie kattenbakken. Ik aarzel over de kattentoren, nooit gebruikt, en het kattenspelbord, met bakjes en sleuven waar de kat zijn brokjes uit moet peuren. Weg? Al die spullen en die expertise opgebouwd in vijfentwintig jaar leven met katten. Vijf soorten plakrollers om haren van kleren te halen. Neusje-van-de-zalm kattenbakgrit, goed voor milieu, kat en neus. Mandjes die wel of niet in de smaak vielen. Geen eten op het aanrecht laten staan. Afgekrabde leren banken. Altijd opletten dat je de voordeur achter je dicht doet. Schuttingdeur niet openlaten. Kattenkruid om hem te paaien en als laatste de liquid snack van Vitakraft tot hij zelfs daar zijn neus van afwendde.

Slijmjurken

Het was maart 2009. We reden met de oude Citroën CX naar het dierenasiel in Oss. We gingen Swindel ophalen, een schuwe kitten. Schuw vonden wij niet erg. We hadden eerder twee schuwe katten gehaald en dat waren ook slijmjurken geworden. 
Voordat we voor Swindel vielen hadden we ons oog laten vallen op een kat in het asiel in Zeist die Edje heette, maar die was al opgehaald en ik moest en zou nu een nieuwe kat. Dan maar verder rijden. 
Ik weet niet of iedereen die ervaring heeft, maar de keren dat ik in een dierenasiel ben geweest, bekeken de medewerkers ons met argwaan, alsof het pervers was om een huisdier te willen. Logisch ook dat je vertrouwen in de mensheid verschraalt als je dagelijks gedumpte dieren met stinkende wonden aan de poort vindt. Of straalden wij uit dat we impulskopers, carpe diemtypes, waren?    
‘Hebben jullie ons bericht niet gehoord?’, vroeg de medewerker achter de balie. ‘Swindel heeft niesziekte. Hij moet eerst herstellen.’ 
‘Hm’, bromde ze toen we zeiden dat het best een eind rijden was vanuit Utrecht. Was er een andere kat die we wel mee konden nemen?

Solliciteren naar een kat

Tekening van vrouw en kat op tuinstoelen met groene kussens.
Illustratie: Suzanne Brink

Een dier ophalen in een asiel is een soort sollicitatie. Ik deed mijn stinkende best, schepte op over onze kat Joop. Ooit kroop Joop onder kasten, maar inmiddels had hij zijn draai helemaal gevonden in ons tweepersoons huishouden. We waren vaak thuis en ons balkon hadden we met gaas afgeschermd zodat katten zich niet naar beneden konden storten. We hadden superveel krabpalen. Wij hadden een klein hoekje voor onszelf overgelaten in het appartement, maar verder was alles voor de dieren. 
Na een vergadering met collega’s opende ze eindelijk de poort en duwde ons een lijst in handen van dieren die beschikbaar waren. Swindel was niet de enige gedumpte kitten. Een van zijn broertjes of zusjes haalde naar me uit. We konden een beetje rondsnuffelen tussen de doodsbange dieren en ineens was daar een broodmager witgelig katje dat naar ons toekwam en maniakaal kopjes begon te geven. Ik dacht dat hij stokoud was. Hij stond niet op de lijst. 
‘Wie is dat?’, vroeg ik. Eros heette hij. Gevonden in een sloot in Teeffelen, een troosteloze omgeving. Vier maanden schatten ze hem. Niemand was hem komen zoeken. Waarschijnlijk was hij op een boerderij geboren. Had onder de vlooien en troep gezeten toen hij binnenkwam. 
Of we die ook mee konden nemen. 
Nou, ze hadden bedacht dat Eros de anderen kon helpen ontdooien. 
Maar uiteindelijk kregen we Eros mee en Eros werd Edje. 
De medewerker deed ons nadat we de papieren hadden getekend uitgeleide. ‘Jullie krijgen je geld niet terug als je hem terugbrengt’, zei ze. 

Ovendeurfetisjist

Maar hij ging niet terug. Al ontving Joop hem niet met open armen. Edje was een rare. Het duurde een tijd voor hij kon spinnen. Blazen heeft hij nooit geleerd. Als ik op de bank zat zorgde ik altijd dat ik een notitieblok of tablet op schoot had want anders ging Edje op me staan trappelen en dat deed zeer en mijn kleren gingen ervan kapot. Hij miste een traanbuis en na een gebitsrenovatie had hij nog maar een paar kiezen over. Ook typisch: hij was gefascineerd door spiegelende oppervlakten, stond een kwartier voor de ovendeur.

Ik denk nu al een paar dagen over Edje na. Ik wil weten wat hij heeft betekend. Na het telefoontje van half tien ‘s ochtends met de slechte bloeduitslagen dacht ik gewoon te gaan werken. Ik had Edje, gammel was hij, naast mijn bureau gelegd en beantwoordde mailtjes. Bedacht dat ik een artikel online kon zetten want daar had ik niet al mijn aandacht bij nodig. Toen hij toch nog opstond en mijn kamer uitliep, zag ik dat hij wankelde op de trap. Ik nam hem in mijn armen en droeg hem naar beneden, opende de buitendeur voor hem. Hij sprong op de tuinstoel en strekte zich uit om roerloos te blijven liggen. Ik voelde of het niet te koud was. Maar het was helemaal niet koud. De laatste uren van Edje heb ik naast hem gezeten in de zon en nagedacht over al zijn plekjes in en rond het huis en in ons leven.

Woensdag om half 4 werd Edje in slaap gebracht. 

Eén gedachte over “De laatste kat

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *