Cruciaal te zijn of niet

Ik verwacht deze maanden een hondengolf. Ik heb de eerste impulspup al gezien. Uit de meest onverwachte, huisdierfobische, hoeken hoor ik: Zeker fijn om nu een hond te hebben?

Vrouw met borderterriërhaar

Helpt dit de mensheid? Mij wel
Ontmoeting: Boom met bril

Als je een hond hebt en in een stad woont, ontmoet je de godganse dag mensen met honden. Soms blijft het bij ‘hoi’ en ‘hallo’, met anderen loop ik een stukje mee. Ik groet heel vaak een vrouw zonder hond die in een flat vlakbij mij woont. Tenger, met rebels, borderterriërachtig blond haar en ongeveer van mijn leeftijd.

Er lopen opvallend veel mensen zonder hond door het park tegenwoordig, maar zij liep ook vòòr Corona al door het park.
Als ik haar dinsdag voor de tweede keer op dezelfde dag tegenkom, vraagt ze: ‘Waar woon je nou precies?’
Voor we het weten staan we een uur op de stoep te praten. Ze is juf en woont met haar Ghanese man in een eenvoudig tweekamer flatje zodat ze geld hebben om zijn kinderen in Ghana te laten studeren. Nadat ik heb verteld wat ik doe, zegt ze: ‘Ik heb een vriendin die boeken schrijft en dan denk ik altijd: Leuk joh, maar Does it serve humanity?’

De nachtmerrie van iedere patiënt

De rest van de dag formuleer ik een weerwoord. Ik heb vakantie en schrijf aan mijn boek. Ik gedij in isolement. Ik verveel me geen moment en de hele toestand heeft als voordeel dat ik niet bang hoef te zijn dat andere mensen lol maken zonder mij. Ik zou een glaasje wijn op een terras willen kunnen drinken, dat wel. Ik matig mijn dosis nieuws, maar dat doe ik altijd. Dat er dood, oorlog, ziekte, eenzaamheid, pijn en veel onrechtvaardigheid is op de wereld, is niks nieuws. Het laat me niet koud. Het verlamt me. Dien ik met mijn werk bij de Fietsersbond de mensheid niet al genoeg? Kan het ooit genoeg zijn? Ik zou gek en depressief worden van een klas met kinderen. Geen enkele patiënt zou van mij opknappen.

Smoesjes.

Ik ben niet cruciaal.

De Boeddha in mij

Mijn park en Rufus (die mij wel cruciaal vindt)

Laat in de middag kom ik de vrouw zonder hond weer in het park tegen. Ze begint er onmiddellijk over: ‘Wat ik vanmorgen zei, was aanmatigend. Ik heb zelf ook kunstgeschiedenis gestudeerd. Ik heb er de hele dag over na gedacht. Zo bedoelde ik het niet hoor.’

‘Ach’. Ik lach mild, Boeddha-achtig, en we wandelen een eind met elkaar op tot zij links afslaat naar het winkelcentrum.

Wat de mensheid betreft is mijn dag verloren. Een verloren dag in een verloren week in een verloren leven. Maar ik heb wel een nieuw mens ontmoet en de hond laten poepen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *